zondag 16 oktober 2016

Oktoberwinden

 
Het oude boertje zat op het zorgvuldig met een reusachtige zakdoek droog gepoetste bankje aan de rand van de polder en at een banaan. Met zijn royale neus geleek hij op een miereneter die minieme stukjes van het fruit verwerkte. Naast hem het vrouwtje dat, compleet met knotje, zwijgend toekeek. Ze leken weggelopen uit een boekje van Anton Pieck. Hij met de pet diep over de schedel en zij met haar zwart gestipte rok die mijn oma ook altijd zo dapper droeg.  Hij greep, na het nuttigen van het ooft, met zijn enorme jat zijn rood geblokte zakdoek en begon aan een staaltje snuitwerk dat in zowel de hoge tonen als wel in de lage zijn mannetje stond. Van piepgeluiden tot tuba-achtige effecten verstoorden de rust op het platteland. Na te zijn “klaargekomen” bekeek hij zorgvuldig wat hij zoal gevangen had voordat hij de zakdoek weer opborg in zijn broekzak. De schil van zijn banaan werd door het vrouwtje met een onhandige slinger richting een eenzame geit geworpen, die enige tijd als een oenoloog op de gift stond te kauwen en keek alsof de afdronk hem beviel. De man verhief zich van het bankje en liet een wind, zo onvoorstelbaar luid, dat zelfs de geit even stopte met het vermalen van de bananenschil. Zijn beknotte vrouwtje gaf geen krimp en keek alsof het allemaal bij de act van het leven behoorde. Ik keek ze na toen ze opstonden en wegliepen over het paadje. De oktoberwind joeg er nog wat bladeren achteraan….