Vroeger aten wij thuis wel eens een plak gebakken bloedworst
met spekjes erin. Dat smaakte best, zeker in de winter. Ik heb het laatst weer
eens geprobeerd maar de smaak was niet die ik mij herinner. Heb het derhalve
maar aan de hond gegeven. Paardenworst dan maar? Maar ja, zeg nu zelf, als je
vlak bij een manege woont, krijg je toch ook een geheel andere kijk op
paardenworst ook. Ik wil niet lullig doen, maar wat zit er eigenlijk in
“boerenmetworst”? Een boer compleet mét worst?
Je hebt ossenworst, dat is van een os, dat spreekt. Een os
is overigens een gesneden stier. Wat te denken geeft, want dat is dus dubbelop
snijden. Besnijden en aan plakjes wat mij tamelijk wreed overkomt. Dan is er
harde worst. Zonder potentieproblemen dus. En je hebt droge worst. Dat moet er
een zijn na de sterilisatie. Noem het de penopauze. Knakworst lijkt me
overigens bijzonder pijnlijk, maar wie ben ik.
Hansworst is gewoon een sukkel, punt uit. Gekruide slagers
grilworst. Je kijkt toch heel anders tegen zo’n eunuch-slager aan die zijn
eigen worst kruidt, grilt en in de verkoop doet. Je moet het maar durven.
Dan is er kookworst, maar die vertrouw ik niet omdat het
riekt naar uitgekookte worst en dat is me te link. Snijworst moet islamitisch
zijn of Joods en zal wel komen van de noemer: besnijdenisworst. Leverworst met
kaas is ronduit iets wat nodig onder de douche moet me dunkt. Tongenworst is
meer voor de jongeren, die moeten dat nog leren.
Metworst lijkt me geschikt voor alleenstaande vrouwen. Je
gaat dan toch weer met worst naar huis. Een beetje de tegenhanger van beleg
voor de mannen dat men likkepot placht te noemen. U hebt het niet van mij, maar
slagers zijn nu ik er goed over nadenk, potentiele smeerworsten…
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten